Het verschil in hoogte op flighttracker apps uitgelegd

14 april 2025

Luchtverkeersleidingsorganisaties hanteren internationale voorschriften om de hoogte van vliegtuigen te bepalen. Internationaal is afgesproken dat de gemiddelde luchtdruk op zee (1013 hPa) hiervoor wordt aangehouden, zodat luchtverkeersleiders de vliegtuigen op veilige afstand van elkaar laten vliegen. Het vliegtuig stuurt deze hoogte standaard uit en dit signaal wordt weergegeven op flighttracker apps.  

 

In het lagere Nederlandse luchtruim (onder de 4.500 voet of 1.5 kilometer hoogte) wordt de hoogtemeting gecorrigeerd met de lokale luchtdruk. De luchtverkeersleider geeft de lokale luchtdruk door aan de piloot. Dit zorgt voor een correcte vlieghoogte ten opzichte van de grond en is nodig voor een veilige vluchtuitvoering. Deze lokale luchtdruk kan behoorlijk variëren afhankelijk van de weersituatie. In de praktijk kan de hoogte met aangepaste luchtdruk tot wel 500 voet (150 meter) verschillen van de hoogte met de standaardluchtdruk die het vliegtuig uitzendt en gebruikers van flighttracker apps waarnemen. Daardoor kan de indruk ontstaan dat een vliegtuig lager vliegt dan in werkelijkheid het geval is.  

 

Bewoners kunnen zelf zien of de door hen gebruikte app corrigeert voor lokale luchtdruk. Dat kunnen zij doen door de vlieghoogte helemaal te volgen totdat het vliegtuig is geland. Bij een landing op Schiphol is dan een hoogte onder nul te zien op de flighttracker app. In werkelijkheid is het vliegtuig op de landingsbaan geland (en niet onder de grond zoals de vlieghoogte op de gebruikte app doet suggereren). 

 

Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, lijn

Automatisch gegenereerde beschrijving